Cookie beleid vv Ona

De website van vv Ona is in technisch beheer van VoetbalAssist en gebruikt cookies. Hieronder de cookies waar we je toestemming voor nodig hebben. Lees ons cookiebeleid voor meer informatie.

Functionele cookies

Voor een goede werking van de website worden deze cookies altijd geplaatst.

Analytische cookies

Google analytics Toestaan Niet toestaan

Marketing cookies

Facebook Toestaan Niet toestaan

Gezien op 'B side NAC' met dank aan 'de Beeldbank Stadsarchief Breda'

Gezien op 'B side NAC' met dank aan 'de Beeldbank Stadsarchief Breda'

23 mei 2021 12:15


Voetballen met lef, kwaliteit combineren met hard werk, schoffelen als het moet, verbazen als het kan. Als speler werd Koos Waslander begin jaren ’80 door teamgenoten én supporters heel snel in de armen gesloten, als een symbool voor alles wat NAC moet zijn. Een portret van een ‘felle donder’, over Eredivisierecords, Volvo’s met gouden velgen, en de wisselwerking tussen publiek en spelers. “Ze konden me wel een beetje opnaaien, ja.”

In Roosendaal is er op het moment genoeg om positief over te zijn, zelfs al is de Draai van de Kaai niet doorgegaan dit jaar. Want RBC zit in de lift! En dat ondanks alle coronagelazer van de afgelopen maanden, en de daardoor gemaakte keuzes van de KNVB. “Want toen de competitie werd afgeblazen, stonden we bovenaan, zes punten los, met nog tien wedstrijden te gaan,” aldus hoofdtrainer Koos Waslander (1957). “RBC is al jaren aan het opbouwen, om vanuit de Vijfde Klasse weer op een goed niveau te komen, en dus keken we echt uit naar een stap omhoog, naar de Tweede Klasse. Als dat dit jaar wéér zou mislukken... Maar gelukkig, door wat verschuivingen van clubs in hogere klasses, die van zondag- naar zaterdagvoetbal zijn gegaan, hebben wij de kans gekregen alsnog te promoveren. En dat is fantastisch, maar ook gewoon verdiend, na afgelopen seizoen.”

De Roosendaal Boys Combinatie speelt, anno 2020, weer in het eigen Herstaco-stadion (na te zijn begonnen op het complex van VV Rimboe, in Wouwse Plantage), en kijkt met vertrouwen naar de toekomst. “Die Tweede Klasse is sportief een uitdaging, maar ook commercieel interessant: we hebben er als vereniging weer een paar nieuwe sponsoren erbij gekregen, je merkt dat RBC in de stad weer begint te leven, dat mensen er weer bij willen horen. Het is alleen wel jammer dat we het niet met de groep hebben kunnen vieren, want een promotie is natuurlijk reden voor een feest.”

En dat is, na alle ellende en jaren van lage amateurniveaus en bijveldjes, wel erg lekker om mee te maken. Zeker omdat de oranjewitten, tot 2011 natuurlijk nog gewoon een profclub, ambitieus zijn. En daarvoor hebben ze een erg geschikte coach gevonden. “Kijk, RBC wil in eerste instantie vooral door naar de Hoofdklasse, en van daaruit kijken wat er mogelijk is. En ook dit seizoen willen we gaan meedoen om de bovenste plaatsen, een periodetitel pakken als het kan. Ik ben geen trainer die zegt ‘we kijken wel hoe het loopt’: ik wil winnen, altijd. En ik heb ook alle vertrouwen in mijn selectie, want we hebben al een goede groep, en qua aanwinsten hebben we er een paar spelers bijgekregen met ervaring in de hoofdklasse. Ik heb er echt vertrouwen in,” spreekt coach Waslander, zelfverzekerd.

 

Holland calling

“I go home.” In september van 1980 klinken die woorden uit de mond van Koos Waslander, als hij besluit af te zien van een contract bij de club waar hij in de voorbereiding op proef is. Plaats van handeling is Londen, de trainer aan wie hij ‘nee’ verkoopt is Geoff Hurst, de club die hij afwijst is Chelsea.

Dat klinkt in 2020 als waanzin, maar the Blues zijn in die periode (nog) niet de Europese topclub van nu. In een tijdperk van Fawlty Towers, The Clash, en jaarlijkse Europa Cup-winst voor Engelse ploegen, is Chelsea afgegleden: de subtopper van tien jaar eerder pendelt tussen onderkant-middenmoot in de hoogste divisie en middelmaat-tweede niveau. Londen zelf is nog niet de internationale metropool die het nu is, maar de hoofdstad van een land in diepe economische recessie, met hoge werkloosheid, stakingen en voetbalgeweld aan de orde van de dag.

In die omstandigheden lonkt voor Koos Waslander, een 23-jarige aanvallende middenvelder van Rotterdam-Zuid, een contract in de Second Division: spelen op Stamford Bridge, onder wereldkampioen en Britse legende Geoff Hurst, in oude stadions met grote staantribunes.

“Maar dat grauwe Londen, wat mot ik daar? Het was niks voor mij. Ik kon wel blijven, er lag een contract klaar, maar ik stond er alleen voor. Ik had geen zaakwaarnemer die me kon helpen, toen. Ik wilde gewoon naar huis. Daar waren ze vanuit Amerika niet blij mee, maar ik ben gegaan.”

 

4 december 1982, NAC-FC Utrecht 1-0. Eén van de schamele zes overwinningen van NAC is een vroeg Sinterklaascadeau. Koos Waslander legt aan voor een voorzet. (Foto: BN de Stem/Johan van Gurp, collectie Stadsarchief Breda)

 

Voor niemand bang

Want Amerika, daar zit zijn eigenlijke werkgever. De North American Soccer League is, in de jaren ’70 en ’80, in korte tijd uit de grond gestampt om voetbal commercieel interessant te maken voor de VS, waar veel geld zit, maar waar niemand echt omkijkt (of uitkijkt) naar negentig minuten een grasveld begluren met een eventuele kans op doelpunten. En dus is er nieuwswaarde nodig. Europese en Zuid-Amerikaans toppers op hun retour, zoals Pelé, Beckenbauer, Cruijff, George Best, of Willem van Hanegem, worden met flinke salarissen verleid om een aantal jaar te komen spelen in een voetbalontwikkelingsland. Dat avontuur lonkt ook voor minder grote blikvangers, zoals Feyenoorder Wim Jansen, Hagenees Lex Schoenmakers, en Dickie Advocaat, terwijl getalenteerde jonge gasten minstens zo interessant zijn voor de Amerikaanse franchises. In die laatste categorie valt Koos Waslander, die in 1979 al een jaar of vijf in het eerste van Excelsior speelt.

Hij is een talent met zelfvertrouwen, weet hij nu. “Ik was gewoon een goede voetballer, ik had een goede pass, een actie. In sommige opzichten leek ik wel wat op Jan Wouters, ook hij kon geweldig voetballen, maar van hem weten veel mensen vooral nog dat hij hard was. Net als ik: ik kon uitdelen, ik was hard als het moest, maar mooi wanneer het kon. En ik had lef. Ik was nooit zenuwachtig voor een wedstrijd, ook niet voor mijn debuut. Mij interesseerde het gewoon niet zoveel wat anderen van me vonden, of tegen wie ik speelde: ik ben Koos Waslander, kom maar op. Ik ben voor niemand bang.”

Die houding, en die kwaliteit, blijft hij behouden. Terwijl Excelsior in 1979 thuis ongeslagen blijft en richting het kampioenschap van de Eerste Divisie dendert, speelt het voor de beker ‘thuis’ in de Kuip, tegen AZ. De trainer van de Fort Lauderdale Strikers, oud-international Cor van der Hart, ziet dat Jan Peeters, basisspeler van AZ én Oranje, het negentig minuten lang moeilijk heeft tegen een ‘rooie’ Rotterdammer. Niet lang daarna klopt de ploeg uit Florida aan voor de aanvaller, die het seizoen nog wel afmaakt op Woudestein (twaalf goals), maar dan (ondanks interesse van Belgische clubs) naar de USA vertrekt.

 

Soccer

Fort Lauderdale. Zon. Zee. Strand. Veel water. Hier en daar een orkaan. En veel Nederlanders. Of in ieder geval zo rond 1979. Cor van der Hart weet Peruviaanse topper Teofilo Cubillas naar Florida te halen (Waslander: “de beste speler waarmee ik ooit gespeeld heb”), net als Braziliaans international Marinho Chagas, en Gerd Müller (Waslander: “over ’74 hebben we het maar niet gehad, haha”). Van der Hart vult die wereldtoppers (van dertig jaar of ouder) aan met meer en minder bekende Nederlanders, zoals Koos Waslander, zoals Ko Pot, zoals Lex Schoenmaker, en zoals Nederlandse topkeeper Jan van Beveren.

“Maar daar was het publiek niet blij mee,” kijkt Waslander terug. “Zeker toen Van Beveren erin kwam, in plaats van de Amerikaanse keeper die ze daarvoor hadden, hingen er ineens spandoeken in het stadion en klonken er spreekkoren met teksten als ‘Dutchie go home’. Die wedstrijd liet Van Beveren even zien hoe goed hij kon keepen, en daarna was dat gelijk over, maar het zegt misschien wel iets over het sentiment daar.”

Sportief verloopt het seizoen heel behoorlijk voor de Strikers. Ze weten door te stoten tot de Soccer Bowl, vergelijkbaar met de Super Bowl (maar dan, weet je wel, met soccer), die nipt wordt verloren van de grootste en bekendste NASL-ploeg, de New York Cosmos. De selectie zelf is echter moeilijk tot een geheel te smeden, met een kampje Nederlanders, een kampje Latino’s, en een kampje Amerikanen om rekening mee te houden, plus iedereen die daar verder nog buiten de boot valt. Het leidt tot scheld- en vechtpartijen in de selectie, wrevel tussen de coach en de eigenaar van de club, en spelers die naar de media stappen om hun ongenoegen over trainer Van der Hart te uiten (al waren het volgens een plaatselijke krant, terugkijkend in 2005, 'the best years of our lives').

In die sfeer moet Waslander zien te aarden in een vreemd land. Dat gaat niet makkelijk. “Het was leuk om tegen de Cosmos te spelen, tegen Beckenbauer, voor een vol stadion in Washington DC, 50.000 man publiek. Met Cubillas, Marinho en Van Beveren voetballen was mooi. Ik woonde best leuk, een appartementencomplex met zwembad, in de buurt bij Lex Schoenmaker en Ko Pot. En ik verdiende ook ontiegelijk veel geld: $80.000 per jaar (ongeveer $250.000 naar huidige maatstaven, red.), en dat voor een jongen van begin-twintig….”

Maar Waslander is, naast een jongen met lef, ook een gevoelsmens. Hij moet zich goed voelen om sportief te presteren. Iets wat veel gevraagd is in een team waar continu gelazer is. “En in die sfeer, in mijn eentje, kreeg ik gewoon heimwee. Ik had getekend voor drie jaar, mijn plan was om die ook vol te maken, ik had met dat idee ook een grote Volvo GLE gekocht, met zwarte ruiten en gouden velgen, het leek de limousine van Henry Kissinger wel. Die kocht ik ook met het idee dat ik er jaren zou blijven. Maar ik wilde er gewoon weg.”

 

8 juni 1980, Fort Lauderdale Strikers-Tampa Bay Rowdies Veel bewegend beeld van Koos Waslander als speler is er niet te vinden, maar op 1:36 is een glimp van hem zichtbaar, een goal van Cubillas vierend met Lex Schoenmaker.

 

Oude liefde

De Soccer Bowl, in september 1980, is zijn laatste wedstrijd in het Amerikaanse geel-rood. De directie van The Bumblebee denkt echter mee, en regelt dat hij mag meetrainen bij Chelsea. “En ik zou zelfs nog $10.000 meekrijgen vanuit de VS als ik daar zou tekenen, maar ook dat heb ik dus niet gedaan. Dat geld hoefde ik niet, de Second Division in Engeland trok me niet: ik wilde boven alles in Nederland weer voor mijn kans gaan.”

En dus breekt er, eenmaal terug in Rotterdam, een spannende tijd aan, want weliswaar krijgt hij de mogelijkheid om een nieuwe club te vinden, na de zomerstop, maar dat duurt zo’n beetje tot begin oktober. Maar dan gaat de telefoon in huize Waslander: Tom van der Meer, bestuurslid van NAC.

En daar heeft Waslander wel oren naar. Want NAC, dat kan hij wel wat mee. “En niet alleen sportief. In de jaren ’70 ging ik als jonge gast al wel eens kijken in Breda, dat vond ik echt bizar om mee te maken. Die volgepakte tribunes dicht op het veld, die Engelse sfeer onder de supporters, dat deed echt wat met je. En ook als tegenstander trouwens, want met Excelsior heb ik ook wel eens een Avondje NAC aan de andere kant meegemaakt. Dan stond ik tegen mannen als Theo Dierckx, of Bertus Quaars, nou, dat waren moeilijke avonden, kan ik je zeggen. Al heb ik er met Excelsior volgens mij nooit verloren, haha.”

De aantrekkingskracht van NAC, en het spelen voor zulke fans, speelt dus een rol voor Waslander. “Want voor zo’n warme grote vereniging, daar wil je als jonge jongen toch spelen? De onderhandelingen heb ik samen met mijn zwager gedaan, maar die duurden niet lang. Ik kon als full-prof aan de slag, dus ik trainde twee keer op een dag. Dat kon qua verdiensten overigens prima (in een periode dat veel profs een baan naast het voetbal hadden, red.), want ik woonde nog gewoon bij moeder thuis, dus ik leefde wat dat betreft niet duur.” Op 10 oktober 1980 meldt De Stem overeenkomst tussen NAC en de Strikers, op 19 oktober maakt Waslander een goed debuut tegen Utrecht, waarin hij volgens coach Jo Janssen “[…] echt goed [heeft] gespeeld, maar hij is door anderen in de steek gelaten,” om maar aan te geven hoe moeizaam NAC dat seizoen voetbalt.

 

Felle donder

Want dat doet het: Waslanders eerste seizoen bij NAC is voor de club geen hoogtepunt. Ondanks een groot talent als Ton Lokhoff, een oude rot als Bertus Quaars, een betrouwbare keeper als Ton van Eenenaam en een frêle momentenvoetballer als Wanny van Gils in de gelederen draait NAC een moeizaam jaar. Pas op het laatst speelt het zich in hoog tempo veilig, door de laatste drie wedstrijden te winnen en zo met twee punten verschil als dertiende te eindigen. Het is een team dat veel voetbal in zich heeft, maar ook hard moet werken om het hoofd boven water te houden over een heel seizoen.

En dat is precies wat bij Koos Waslander past. Wie door de archieven van De Stem grasduint vindt een verslag van ontspannen wedstrijd in de zaal, waarin Waslander als één van de technisch best onderlegde spelers wordt beschreven, tot verrassing van de journalist. Want iets vaker zie je termen voorbijkomen als ‘schoffelaar’ en ‘knokker’: Rooie Koos wordt gezien als een middenvelder die ‘ongetwijfeld veel ijshockey heeft gekeken’, die continu de tegenstander opjaagt en altijd hard blijft werken. Een speler die ook nog wel eens gele kaarten (en schorsingen) kan pakken. “Want inderdaad, ik was een felle donder. Ik kon voetballen, maar ik was niet weg van een beetje poetsen, een beetje beuken als het nodig was. Ik was technisch best goed onderlegd, ik kon goed kappen, draaien en slepen, iets wat Co Adriaanse ooit een hondenbeweging noemde. Wat mij betreft een wereldbeweging, trouwens,” aldus Waslander, die in zijn eerste seizoen twee goals in vijftien wedstrijden maakt.

“Maar qua kaarten viel het eerlijk gezegd wel mee, hoor. Ik heb maar één keer een rode kaart gehad, voor de beker tegen Kozakken Boys, toen een gozer me in m’n muil spuugde. Die heb ik daarna een elleboog gegeven, maar dát zag de scheidsrechter wél. Ik wist vooral hoever ik kon gaan. En bovendien: iederéén deed het, als jij het deed niet was je zelf de haas. Je moest jezelf beschermen, van je afbijten. Een andere tijd, toen, zeker nu die VAR er is.”

Wat bovendien opvalt in de bronnen die je over rooie Koos kunt vinden: hij is een publieksspeler. De ‘felle donder’ maakt zich snel geliefd in Breda, want zijn spel én zijn harde werk zijn precies wat men aan de Beatrixstraat graag ziet. Andersom ziet Waslander het publiek net zo graag komen, want een volle bak bij NAC doet wat met een mens. “Ik vond en vind: hoe drukker, hoe mooier, zeker bij NAC. Als supporters tijdens de wedstrijd mijn naam zongen, dan kon ik eigenlijk al niet meer slecht spelen. Maar ik reageerde er ook in het veld op. Soms, als bijvoorbeeld de nummer zeven van de tegenstander een beetje vervelend was, dan merkte je dat aan de fans. En dat pikte ik wel op: dan gaf ik hem even later een keekie, dan was hij in ieder geval even geschrokken, dat werkte goed. Dat samenspel met de supporters, dat vond ik fantastisch. Ze konden me wel een beetje opnaaien, en ja, dat vond ik natuurlijk heerlijk.”

 

Record

Het tweede seizoen van Waslanders verblijf in Breda verloopt wat rustiger. NAC draait vrij stabiel mee onderin de middenmoot, en komt nooit écht in degradatienood. Sterker, het eindigt op zes punten van de Europese plaatsen: het is dat er buiten Breda amper een punt wordt gepakt, anders had er misschien nog wel meer in gezeten. En als NAC thuis verliest, doet het dat óf nipt van de topploegen, óf vrij dik van concurrenten: het is in ieder geval nooit saai.

Dat tweede seizoen is ook het seizoen waarin Waslander zich tot op de dag vandaag de geschiedenisboeken in speelt met een goal waarvan, helaas, geen beelden zijn bewaard. Guus van der Borgt werkt de bal, uit bij PEC, na de aftrap met een lange trap naar voren, waar Koos Waslander fel doorjaagt op verdediger Rinus Israel. IJzeren Rinus denkt daarbij de bal met een boogje rustig terug te kunnen leggen op de Zwolse keeper, maar die is juist uitgekomen om dichter bij zijn verdediger te staan, en Waslander geen kans te geven in duel te komen. De Rotterdamse Bredanaar ziet hoe de bal van Israel over de keeper zeilt, waarna Koos Waslander er achteraan sprint, en na acht seconden de 0-1 aantekent. Nog altijd de snelste Eredivisiegoal ooit gemaakt.

Wat Waslander zelf bijblijft uit die periode is de eenheid van NAC als team. Want die reputatie als club waar ook ‘andere dingen’ belangrijk zijn, die doet de vereniging eer aan. “We hadden een knokploeg op het veld, die ook mooi kon voetballen. Met Martien Vreijssen, Ton Lokhoff, Tom Smits en Bertus Quaars om je heen was het fijn voetballen als jonge jongen. Maar buiten het veld was het vooral een vriendenteam, dat was heel mooi om mee te maken. Na elke wedstrijd waren we wel in de Cordial te vinden, en dan konden we gelijk door naar de stad. De maandag na de wedstrijd trainden we dan om een uur of 10:00, dan gingen we vervolgens met de groep nog even de sauna in. En dan daarna weer door naar de stad. En uit die sfeer komt ook de sfeer bij Oud-NAC voort: zoals het daar gaat, al die oude gezichten die je steeds weer ziet, dat is prachtig om bij te horen, maar het maakt NAC ook écht uniek, als club. Zoiets zie je nergens anders.”

 

Supportersavond op 31 mei 1981. Koos Waslander, Martien Vreijsen en Ton Lokhoff, temidden van een boel knappe gezichten. (Foto: BN de Stem/Johan van Gurp, collectie Stadsarchief Breda)

 

Een echte rooie

Wat je helaas maar al te vaak bij NAC ziet is sportieve malaise. En die slaat in 1983 toe, als NAC, zonder de vertrokken Lokhoff en Vreijssen, degradeert, voor het eerst sinds 1966. NAC heeft met de twee uitgaande transfers veel aanvallende kwaliteit verloren, maar krijgt ook dertig goals méér tegen dan het jaar ervoor. De zaak wordt besloten met een nederlaag thuis tegen Feyenoord: hoewel Koos Waslander na een uur spelen de 2-2 binnenschiet, verliezen de Bredanaars uiteindelijk de wedstrijd én het eredivisieschap.

Het jaar erop, in de Eerste Divisie, gaat het vanaf de eerste speeldag stroef, tot aan de winterstop eigenlijk. Met een redelijk intact gebleven selectie is NAC favoriet voor promotie, maar het struikelt de nieuwe competitie in met een beschamende 3-0 nederlaag tegen RBC, dat het seizoen ervoor nog hoofdklasse speelde. Het is een voorbode voor een paar maanden vriezen of dooien, waarin NAC in januari pas vier keer gewonnen heeft.

Daar komt bij dat Waslander zelf veelal aan de zijlijn staat, letterlijk en figuurlijk. “Want ik kon niet door een deur met trainer Henk de Jonge. Ik wist van hem: hij had bij Cambuur ruzie gekregen met Oeki Hoekema, die had rood haar. Daarna, bij NAC, had hij Ruud Geels eruit gezet, die had ook rood haar. En nu kwam ik aan de beurt… Precies in die periode belde Rob Jacobs van Excelsior, die toen Eredivisie speelden. Ik ben dus uiteindelijk met ruzie bij NAC vertrokken: ik wilde spelen, maar dat ging onder deze trainer niet meer gebeuren. En als ik het dan niet krijg zoals ik het hebben wil, dan word ik lastig, in dat opzicht ben ik een echte rooie, zal ik maar zeggen.”

Geert Meijer komt in zijn plaats, Waslander zelf gaat terug naar Kralingen. Daar speelt hij het seizoen uit, waarna hij na een uitstapje naar PEC, nog eens twee jaar Excelsior en een jaar DS’79, zijn schoenen aan de wilgen hangt in 1988, als hij 31 jaar oud is.

 

30 mei 1980, NAC-FC Groningen 4-2. Tom Smits, Koos Waslander en Edy de Schepper vieren een cruciale overwinning tegen een directe concurrent voor lijfsbehoud. De snorren, de halsketting, de shirts: subliem.(Foto: BN de Stem/Johan van Gurp, collectie Stadsarchief Breda)

 

De supporter

Eenmaal gestopt haalt Waslander zijn trainerspapieren, waarna hij bij een reeks amateurclubs voor de groep staat, maar ook bij NAC in dienst treedt. Dat doet hij in eerste instantie als jeugdtrainer, maar later ook als assistent van Ton Lokhoff, als NAC in 2005/06 met een rijkelijk versterkte selectie, en met Pierre van Hooijdonk als aanvoerder, voor Europees voetbal gaat. Daarbij houdt niemand rekening met een winters ontslag voor Lokhoff, een vertrek naar Feyenoord van Pi-Air, een rommelige tweede seizoenshelft onder omstreden vervanger Cees Lok, en een bijna-degradatie na een beroerde eerste play-off-confrontatie met TOP Oss. Als Lok óók wordt weggestuurd, zijn het John Karelse en Koos Waslander die, als duo, het team vlottrekken en, met de nodige moeite en samengeknepen billen, langs TOP Oss én FC Volendam weten te loodsen.

Missie volbracht dus: onder Waslander en Karelse blijft NAC eredivisionist. Maar niet veel later staat Waslander als hoofdtrainer voor de groep, op het hoogste amateurniveau bij DOTO in Pernis. “Het was ongelooflijk mooi om dat te kunnen presteren, maar de club had ons toen echt nodig, die Lok had er een enorme zooi van gemaakt. Maar niet lang daarna ben ik inderdaad bij NAC vertrokken. Die betaald-voetbal-wereld is eigenlijk alleen leuk als je goed kan netwerken, goed mensen kan pleasen, en daar ben ik gewoon niet van. Ik benoem de dingen zoals ze zijn, ben recht door zee, eerlijk, en dat past daar niet altijd. En daar komt bij dat het natuurlijk ook fijn is om op eigen benen te staan, en eigen keuzes te maken. In het profvoetbal heb je ook een hoop gedoe met media, bijvoorbeeld, dat moet maar net bij je passen.”

En dus timmert Waslander als trainer aan de weg: een weg die hem langs een hele rits amateurteams voert, en vooralsnog is uitgekomen in Roosendaal. Maar NAC, dat is en blijft zijn club, ook al woont hij in Rotterdam, een woonplaats die ook interessante dilemma’s in het gezin voortbrengt. “Mijn zoon is ‘eigenlijk’ Feyenoorder, maar goed, dat mag. Maar hij vraagt zelf geregeld of hij met me mee kan naar NAC. Want hij ziet ook wel hoe geweldig die sfeer bij NAC in het stadion is, en hoe gezellig het zeker op de tribune is, dan juicht hij ook gewoon mee als er gescoord wordt. Hij heeft twee liefdes wat dat betreft. Alleen met die halve finale beker, van afgelopen februari, toen was het natuurlijk wel even dubbel.”

Als supporter zit Waslander in normale omstandigheden dus weer regelmatig op de tribune. “Wat me best makkelijk afgaat, als er maar wel strijd geleverd wordt. Ik kom naar NAC om vermaakt te worden, om aanvallend voetbal te zien met lef, en dat is er de laatste jaren nog wel eens bij ingeschoten: met reactievoetbal, angsthazerij, met afwachtend spel maak je me gewoon niet blij. Maar los van wat er op het veld gebeurt, naar NAC gaan blijft bijzonder, want het ís ook bijzonder. Als we met Oud-NAC bij elkaar zitten rondom wedstrijden, dan is het elke keer weer leuk om die oude gezichten weer te zien. Ton van Eenenaam, Anton Joore, Ad Krijnen, Tom Smits, al die gasten waarmee ik gevoetbald heb. Laten we hopen dat dat snel weer op een normale manier kan.”

 

(De foto's in dit artikel danken we aan het de beeldbank van het Stadsarchief Breda, waar je deze, en nog duizenden andere historische foto's van NAC én Breda gratis kunt vinden.)
BRON: 
B-Side Rats
Bron: B-Side Rats, de beeldbank van het Stadsarchief Breda
Delen

voeg je eigen gadgets toe aan deze pagina!